Voetbalstad Rotterdam: ‘Die mix van rauw, huiselijk en traditioneel zie je bijna nergens’
‘Voetbalstad Rotterdam’ is de titel van een speciale dubbeldikke uitgave van SANTOS magazine. Met drie profclubs en een groot aantal amateurclubs, allemaal met hun eigen cultuur, is Rotterdam tenslotte de onbetwiste voetbalhoofdstad van Nederland. In het magazine is ruimschoots aandacht voor V.O.C. Onze club(cultuur) wordt mooi en uitgebreid beschreven, onder meer aan de hand van gesprekken met René van Ierschot, Kees Verhaar en Emile Schelvis.
Voor de redactie van de VOCabulaire reden om te spreken met Bart Vlietstra, de hoofdredacteur van SANTOS en zelf ook een Rotterdammer.
Bart, hoe kwamen jullie erop om een boek te maken over het Rotterdamse voetbal?
Wij maken met Santos veel reisspecials. Dan lichten we vaak een bepaald land uit. Heel af en toe een stad, maar dat moet dan wel echt Londen zijn of iets dergelijks. Milaan hebben we ook gedaan. Maar we hadden Rotterdam altijd al in ons hoofd. Omdat Rotterdam natuurlijk drie profclubs heeft, maar ook een heel rijk amateurvoetbalverleden én heden. Ik kom er zelf ook vandaan, dus dat scheelt natuurlijk. Bovendien wordt ons werk vormgegeven in Rotterdam, vlakbij het Marconiplein. We hebben veel medewerkers en fotografen die er vandaan komen. Die link was er dus sowieso.
Wat maakt Rotterdam als voetbalstad uniek?
Een stad als Londen is natuurlijk gigantisch en zit vol met grote clubs, maar Rotterdam heeft een stadion zoals het Kasteel. Dat heb je nergens. Die mix van rauw, huiselijk en traditioneel zie je bijna nergens. In Nederland niet, en internationaal waarschijnlijk ook niet veel.
Het verschil tussen al de clubs vind ik ontzettend interessant. Neem alleen al de profclubs. Daar zitten zoveel verschillen tussen. Feyenoord wordt gezien als de club van het volk. Sparta is een mix van heel veel onderstromen: een groot deel uit het Westland, maar ook Spangen. Multicultureel, maar met veel gevoel voor traditie. En Excelsior voelt een beetje als de huiskamer van Rotterdam. Als je op vrijdag gewoon nog even lekker rustig het weekend inkomt bij Excelsior, ga je zaterdagavond al wat meer los bij Sparta en zing je mooie liedjes mee. Een dag later ga je dan nog even helemaal uit je dak bij Feyenoord. Dan heb je echt een geweldig weekend, als je het allemaal zou kunnen combineren.
Wat zijn jouw persoonlijke ervaringen met V.O.C.?
Ik heb warme gevoelens voor V.O.C. Iedereen is welkom, nooit trammelant. Het voetbal lijkt bijna bijzaak. Dat zien de clubleiding en technische staf misschien anders, maar dat is hoe ik het ervaar.
Zelf coach ik het team van mijn zoontje bij V.V. Capelle en we hebben regelmatig tegen V.O.C. gevoetbald. Dat ging er leuk en sportief aan toe. We hebben ook wel eens tegen Bloemendaal gespeeld en dat wordt misschien over één kam geschoren met een club als V.O.C., maar dat vond ik toch heel anders. Ik kan het moeilijk uitleggen, maar ik vind V.O.C. toch wel heel huiselijk. Jullie hechten echt aan tradities, maar wel op een goede, en niet op een elitaire manier. Bij ‘vergelijkbare’ clubs zit er in mijn optiek echt iets van dédain bij. Dat gevoel heb ik bij V.O.C. helemaal niet. Ook niet als je in het clubhuis komt. Dat vind ik echt een hele toffe mix van een echte voetbalkantine, maar met hele eigen elementen erin. Heel veel gevoel voor historie, en jullie nemen mensen daarin mee op een leuke manier. Het ziet er ook gewoon heel goed uit. Ja, dat vind ik geweldig.
Ik ga het liefst naar amateurclubs zoals V.O.C. op de fiets. Dat zouden veel meer mensen moeten doen. Dan heb je al dat parkeergedoe niet. Voor mij is dat heel handig en prettig, omdat ik V.O.C. een hele prettige club vind. Heel benaderbaar, heel toegankelijk. Onze verslaggever Nick Kok merkte dat ook. Toen hij het verhaal over V.O.C. schreef, kreeg hij meteen iedereen aan de lijn en kon hij langskomen. Ik ben zelf nog met de fotografen meegegaan, naar Kees Verhaar. Die neemt je overal mee naartoe. Hij is supertrots, en dat is ontzettend leuk om te zien. Zulke clubmannen moet je enorm koesteren. Het verhaal dat hij vertelde over hoe hij bij de club terecht is gekomen, fascineerde me. Hoe hij nu in de shop zelf die V.O.C.-attributen verkoopt. Dat vind ik schitterend.
Zijn er in Rotterdam clubs die lijken op V.O.C.?
Eenzelfde soort trots gevoel proefde ik bij Spartaan ‘20, waar we ook geweest zijn. Dat is weer een hele andere vibe, maar toch wel vergelijkbaar. Trots, saamhorigheid... Daar zitten altijd een paar mannen in een ballenhok met een biertje. Er hangt van alles: uit het verleden, uit het heden. Allerlei profvoetballers zijn bij hun club begonnen en daar zijn ze ongelooflijk trots op. In die zin lijkt het eigenlijk best op V.O.C., maar het heeft toch een hele andere samenstelling als je kijkt naar de achtergronden van de mensen. Maar waar veel andere clubs verdwijnen, fuseren of bijna uitsterven omdat niemand meer iets wil doen, proef je bij zowel Spartaan’20 als V.O.C. nog echte clubliefde.
Hoe staat het ervoor met de opleiding van de Rotterdamse topvoetballers van de toekomst?
Dat gebeurt natuurlijk op een hele goede manier bij de profclubs en ook bij clubs als V.O.C. en Spartaan’20. Voetballen leer je echter niet alleen bij je club, ook op straat. Daarom beschrijven we in Rotterdam Voetbalstad ook de pleintjes waar bekende profs zijn begonnen. Van Persie, Boutahar, El Hamdaoui; die zijn begonnen op hetzelfde pleintje in Kralingen. Dat ligt volgens mij precies op de scheidslijn tussen Kralingse Kak en Crooswijk, de arbeidersbuurt. Toen ik daar rondkeek, waren er vier oud-studenten, dus universitair geschoold, aan het voetballen. We waren met Feyenoorder Gjivai Zechiël bij het pleintje in Zevenkamp waar hij en Noa Lang alles hebben geleerd. Maar ook in het ruigere West waar Royston Drenthe en Ilias Bel Hassani ons rondleidden. Ik vind zulke pleintjes fascinerend. Helaas verdwijnen die meer en meer, of worden de openingstijden aangepast omdat de buurt klaagt over voetballende kinderen. Dat is ongelooflijk jammer. Die pleintjes zijn de kraamkamers van ons voetbal en zorgen voor verbinding. Net als amateurclubs, moeten die pleintjes ook gekoesterd worden.
Wil je V.O.C. tot slot nog iets meegeven?
V.O.C. en de V.O.C.’ers moeten vooral blijven zoals ze zijn, zonder concessies. Vooral het clubhuis mag niet veranderen en blijf het alsjeblieft gewoon een clubhuis noemen. Ik word heel blij met de vitrines en de boekenkast die jullie binnen hebben staan – dat zie je nergens anders. Ook de details aan het plafond vind ik geweldig. Het is gewoon authentiek: je hebt Chesterfieldbanken waar je rustig kunt zitten, zonder dat het geforceerd of bedacht overkomt. Het is precies wat het moet zijn: een plek waar je je thuis voelt, of je nu bij de bar zit of op een bank, en waar alles vanzelf in elkaar overvloeit. Dus, houden zo!
Rotterdam Voetbalstad is te bestellen via deze link.